Skip to content
Pinksteren – Wassenaar 19 mei 2024

Dienst met Henriette van Dunné
Genesis 11:1-9; Handelingen 2:1-13, 22-24

Lieve mensen,

Beeldt u zich de situatie uit Genesis eens in: de mensen zaten op een kluitje en verveelden zich een beetje na al dat stenen bakken in het vuur daar op die vlakte bij Sinear. Ze bedachten wat ze met die stenen blokken allemaal zouden kunnen maken. Wie op het idee gekomen is om een toren te bouwen, vertelt het verhaal niet. Wel dat het plan ontstond om een stad te bouwen … want dan kunnen we niet verspreid raken over de aarde. Dat is een boeiende reden, om niet uit elkaar gehaald te worden, bouwden ze een toren en een stad. Was daar sprake van een oerangst, namelijk om elkaar kwijt te raken? Angst om het overzicht kwijt te raken, om de regie over hun leven kwijt te raken? Angst die maakt dat de mensen één volk willen zijn, één enkele taal willen spreken?  Moeten alle neuzen dezelfde kant op wijzen?

De afloop van de torenbouw is bekend genoeg, wij hebben er onze uitdrukking een Babylonische spraakverwarring aan te danken. Wanneer er sprake is van een Babylonische spraakverwarring, is er onbegrip tussen mensen en snapt de een niet waar de ander het over heeft. De boodschap die wordt overgedragen is een abracadabra geworden, omdat men een verschillende taal spreekt, door elkaar heen praat of elkaar gewoonweg niet begrijpt. In de zeventiende eeuw was de uitdrukking ‘de Toren van Babel bouwen’ gangbaar. Dit betekende zoveel als ruzie maken over iets. Beide uitdrukkingen hebben een negatieve, weinig samenbindende betekenis. Wat daarmee te maken kan hebben, is dat de Babylonische spraakverwarring vaak wordt opgevat als een straf van God voor de hoogmoed van de mensen, die via de toren hem in de hemel wilden bereiken. Overigens staat nergens in Genesis dat God de toren eigenhandig vernielde. De suggestie is veeleer dat mensen die elkaar niet meer verstaan, niet meer kunnen samenwerken.

Het einde van het verhaal is dat God de mensen vanuit Babylon over de hele aarde verspreidde. Vanmorgen lazen we ook het andere bekende verhaal, uit het boek Handelingen, over mensen die opeens vele talen horen spreken. Duidt deze gebeurtenis op een nieuw begin voor de mensheid met Pinksteren? Op een opheffing van Godsstraf? Het strookt niet met het oorspronkelijke verlangen naar een enkele taal, in een stad die de mensen bij elkaar houdt. Wonderlijk genoeg is dit een verhaal over een nieuwe vorm van saamhorigheid, omdat iedereen in zijn of haar eigen taal kan verstaan wat er gezegd wordt. Zou dit dan de omkering zijn van de spraakverwarring van Babel? De mensen horen de leerlingen ieder in hun eigen taal spreken en er ontstaan allerlei gesprekken, mensen ontdekken en ontmoeten elkaar en zo ontstaan de eerste christelijke kerken. Kleine gemeenschappen van mensen rondom het verhaal over God en Jezus en de Heilige Geest.

Overigens denk ik niet dat de Babylonische spraakverwarring gaat over een straf van God en het verhaal van Pinksteren over de genoegdoening daarvan. Wel gaan beide verhalen erover hoe mensen omgaan met het gegeven dat zij verspreid leven over de wereld en een groot verlangen kennen om ergens bij te horen, bij iets dat bekend is en vertrouwd. Dan is een hele andere uitleg van de Babylonische spraakverwarring mogelijk, die dan juist een zegen van boven is. Want nu gaan de mensen doen waartoe ze geroepen zijn: de aarde bewonen, bewerken en bewaren. Zij blijven niet allemaal op een kluitje, maar verspreiden zich over de aardbodem. Wanneer de mensen op één plaats zouden blijven, in één stad, met één toren, zou dat uiteindelijk kunnen betekenen dat de menselijke toekomst doodloopt. Diversiteit in kleur en achtergrond, in cultuur en opvattingen, is een zegen en geen straf. Wanneer mensen elkaar ontmoeten, moeten ze moeite doen om elkaar te begrijpen.

Taal verbindt mensen met elkaar, zolang we elkaar willen en kunnen begrijpen. Toch is taal  niet altijd even makkelijk of toegankelijk, want iedereen geeft er een eigen betekenis aan. Elk gezin, elke familie kent uitdrukkingen die zij alleen kennen.

Ik heb net twee weken in Californië gelogeerd bij mijn oudste vriendin. Ze is in Nederland geboren uit Nederlandse ouders. We hebben samen in Leiden gestudeerd. Daarna is zij met haar Nederlandse man naar de Verenigde Staten verhuisd en hun kinderen zijn daar geboren en opgegroeid. In het begin spraken zij thuis Nederlands, totdat de kinderen naar school gingen en vriendjes kwamen spelen en zij onderling Engels begonnen te spreken. Het heeft mij vaak verwonderd hoe het moet zijn als jouw kind zich niet meer in jouw moedertaal kan uitdrukken en dat je altijd met een, misschien onbewuste, vertaalslag te maken hebt.

Het gaat natuurlijk niet alleen om taal, het gaat om de verschillen tussen mensen, die ontstaan doordat je verspreid van elkaar leeft. Al die verschillen, al die mensen die zich distantiëren van anderen, in hun gedrag, in hun woorden of daden, kunnen ook een hoop ellende geven. We hoeven maar naar het dagelijkse nieuws te kijken om te horen hoe ons land steeds meer in groepen uiteenvalt die elkaar het recht van bestaan, van het ware Nederlanderschap bevechten.

Verschil moet er zijn, is een ander spreekwoord. Mensen hebben het nodig om anders te zijn, om hun eigen keuzes te kunnen maken en zich te ontplooien. En mensen hebben het nodig om zich te herkennen in een ander, om elkaar wel te begrijpen. Want om een samenleving op te bouwen, moet je wel samen kunnen werken. Zowel de toren van Babel als het Pinksterverhaal gaan over de levensruimte van mensen. Ruimte die leven mogelijk maakt, omdat we met elkaar erkennen dat diversiteit een door God gegeven goed is. Wie de moeite neemt om de bijbelse verhalen grondig te lezen zal merken dat verschillen er niet zijn om elkaar de maat te nemen, zo van: ik ben blank en dus beter dan mijn gekleurde medemens. Of ik ben rijk en wie dat niet is, is lui … een misverstand dat met de bijbel in de hand te vaak verkondigd is.

Pinksteren is het feest van de Geest, waardoor echt begrijpen mogelijk wordt. Mensen leren elkaar de ruimte te gunnen om te leven. Dit is niet alleen een kwestie van verschillende talen verstaan. Het is boeiend hoe het Pinksterverhaal een ander antwoord geeft op de oude angst voor menselijke verdeeldheid. Begrip en gemeenschap worden mogelijk, in alle talen, wanneer de verschillen tussen mensen worden gerespecteerd. Pinksteren overstijgt deze verschillen zonder mensen gelijkvormig te maken. Het valt niet altijd mee om die ander te zijn of anders te zijn.

De Nederlandse schrijfster Carry van Bruggen heeft het heel mooi verwoordt: er is geen ander zijn dan anders zijn. Geen ander zijn dan anders zijn … Daarom is verspreiding belangrijk, je moet niet thuisblijven, ook geestelijk niet. Je mag de wereld in.

Het geen ander willen zijn, het niet anders willen zijn, maakt het leven onleefbaar, alleen maar hetzelfde willen, één mening horen, één taal, één kleur. Het gevaar dreigt dat je je afsluit voor nieuwe ervaringen en uiteindelijk het leven zelf. En toch valt het niet altijd mee om ergens de ander te zijn of altijd anders te zijn. Het kan je best wat moeite kosten om je daarin staande te houden. Opgaan in de massa kent ook zijn voordelen. Hoe houden we de ruimte om te leven, om eigenzinnig en anders te zijn, om spraakverwarring toe te laten. Dat vraagt durf en moed, omdat het vanzelfsprekende niet meer vanzelfsprekend is. Het vraagt om creativiteit, voor het bedenken van nieuwe wegen, nieuwe woorden, nieuwe ontmoetingen. Daar hebben we de Geest voor nodig.

‘Wat is de Geest voor jou?’ Vroeg diezelfde vriendin mij tijdens een wandeling met prachtige vergezichten, over de oceaan en San Francisco. ‘Het heeft iets te maken met wat hier gebeurt’, zei ik. Dat we daarboven op Mount Tamalpais stonden en naar alle kanten heel ver konden kijken, dat deed iets met me. Ik voelde me boven mijzelf uitgetild. Zowel heel klein en kwetsbaar en vol inspiratie en verlangen om de wereld te omarmen. Zo is voor mij de Heilige Geest, en hoewel ik die niet letterlijk kan zien, geeft de Geest mij een nieuwe blik, nieuwe ogen om naar de wereld te kijken, ogen van compassie. Compassie voor mensen die vastzitten in hun eigen gedachten en bubbel, voor mensen die van buitenaf het zwijgen wordt opgelegd, voor de mensen van elke dag om je heen. Mijn vriendin begreep me niet meteen, voor haar klonken mijn woorden hetzelfde als medemenselijkheid. Dat is een verschil tussen ons, voor mij is het ervaren van de Geest een bevestiging dat er meer is tussen hemel en aarde. Dat er dingen zijn die niet alleen van de mens en zijn creativiteit afhangen, die groter zijn dan ik. Om daar woorden aan te geven noem ik het “van God”. Zij noemt het menselijke inspiratie. Al wandelend verwonderden wij er ons over hoe wij, als nuchtere wetenschapper en dominee, al ruim dertig jaar zo’n hechte vriendschap hebben.

Ach, laat de Geest maar waaien en die laat zich niet tegenhouden door een andere opvatting of taal, een andere smaak of geur.

Eigenlijk vierde ik al Pinksteren op die bergtop, met dat weidse uitzicht en de wind die om ons heen waaide. Pinksteren als feest van de hoop, een feestdag waarop God ons tegemoetkomt in onze wereld en ons de ruimte geeft om anders te zijn en met elkaar verbonden, over zichtbare en onzichtbare scheidslijnen heen. Laten wij, zoals wij met elkaar een gemeenschap vormen, met onze neuzen alle kanten op, ons bewust worden van die ruimte en hem delen en doorgeven, vandaag en alle dagen die komen.

Amen

Back To Top
Zoeken