Skip to content
Jezus Sirach 15:11-20, Jakobus 1:12-18 – Wassenaar, 13 oktober 2023

Lieve mensen,

Geloof jij dat God bestaat? Het is een vaak gestelde vraag. Al zijn wij als Vrijzinnigen geneigd om het daar niet met elkaar over te hebben. Dat viel ook op bij de twee studiedagen met vrijzinnige voorgangers in Elspeet. Als slotspreker was Marianne Thieme van de Partij voor de Dieren uitgenodigd, die op een zeer uitgesproken wijze getuigde van God als Schepper van hemel en aarde en alles wat erop leeft. Dit is het gelovige uitgangspunt voor al haar denken en handelen. Zij riep ons op om met het bijbelse scheppingsverhaal in de hand mensen aan te sporen tot een rechtvaardiger wereld, voor alles en allen die daarop leven. Een van ons reageerde na afloop wat voorzichtig door te zeggen hoezeer zij getroffen was door Mariannes openlijke getuigenis van haar geloof.  Zo spreken wij als Vrijzinnigen niet vaak, voegde ze eraan toe. Een andere collega stelde de vraag: God als schepper? Zij werd wijselijk genegeerd door Marianne, die als een echte politica inging op wat er daarvoor gezegd was. Wanneer God bestaat, betekent het dan ook dat Hij de wereld geschapen heeft? Of is dat een verhaal zoals er meer scheppingsverhalen, uit andere godsdiensten, bestaan?

Zou de achterliggende vraag naar Gods bestaan kunnen zijn: hoe kan dat Hij zoveel kwaad toelaat in de wereld? Waarom sterven mensen? Waarom overkomen ons dingen waar wij geen raad mee weten? Wie laat dat toe? Deze vragen zijn al zo oud als de wereld en nog steeds zoeken de kerken naar woorden om hier antwoord op te geven. Heeft het iets te maken met ons gevoel voor rechtvaardigheid dat in de knel komt of met een verstoorde balans tussen wat kan en wat niet kan, of de ervaring van diepe pijn? Wanneer je ziet en hoort wat er in de wereld gebeurt, komt de vraag snel genoeg op. Wie laat zoiets toe?

Dan is het heel verleidelijk om het kwaad buiten onszelf en ons leven te plaatsen. Als iets dat van boven komt, van een straffende God bijvoorbeeld. Jezus Sirach waarschuwt voor een dergelijke uitspraak als hij schrijft: ‘Zeg niet: het is door de Heer zelf dat ik mij heb afgewend’, want wat Hij haat veroorzaakt Hij niet.

De brief van Jakobus heeft hetzelfde thema, wie in verleiding komt moet niet beweren: ‘die verleiding komt van God’. Tegelijkertijd is er die andere kant van het verhaal: de mens komt beproevingen tegen in het leven, het leven zelf stelt ons op de proef en hoe houd je je dan staande?  Jacobus wijst dan op de steun en de liefde van God, die sommige mensen ervaren. Hij wil duidelijk maken dat de mens een keuze heeft, een vrije wil die je ertoe kan aanzetten om iets te doen of het te laten.

In de wijsheid van Jezus Sirach wordt dit dilemma mooi uitgelegd: God heeft je vuur en water voorgezet: strek je hand uit naar wat je verkiest. Voor de mens ligt het leven en de dood, hij krijgt waarvoor hij kiest. Dit is duidelijke taal, dit gaat in tegen elke vorm van voorbestemming of lotsbepaling. Er ligt nog niets vast en de mens kan zelf bepalen waar hij of zij voor kiest. Je kiest niet voor wat je overkomt. De vraag is wat het met je doet en hoe je verder kunt gaan in je leven. Soms is het behoorlijk lastig om je te verzoenen met je lot en dan kan je steun vinden in geloof. Het christelijk geloof leert ons dat juist daar, waar de mensen elkaar kwaad doen, God steeds aanwezig geweest is. Juist daar, waar de ellende het grootste is, heeft de boodschap over een wereld zonder ellende en kwaad steeds luider geklonken.

Op de vraag waarom God Auschwitz niet heeft kunnen voorkomen, gaf eens een rabbijn de Duitse vrouw die hem dit vroeg, het antwoord dat God dat vast wel kon, maar de mens blijkbaar niet!

Daar ligt volgens mij inderdaad een mogelijk antwoord op deze lastige situatie. Want wanneer God de mens geschapen heeft naar Zijn beeld, dan is die mens ook met de vrije wil van God geschapen. Of is de mens alleen in geloof een schepsel van God?

Hoe je er ook naar kijkt, de mens heeft de mogelijkheid in zich om steeds opnieuw zelf te kunnen kiezen tussen het goede en het kwade. In de bijbel kun je een gebruiksaanwijzing vinden om je in de wereld staande te houden, een leidraad voor het kiezen tussen goed en kwaad. Waarbij de goede kant staat voor kiezen voor het leven. Een leven dat de schepping en de schepselen geen kwaad zou doen. Daar waar dat wel gebeurde en de schepping dus wel kwaad wordt aangedaan, is God aanwezig en schenkt hoop. De ellende die de mensen elkaar aandoen is helaas een onderdeel van de keuzevrijheid die we hebben gekregen en het is daarmee ook onze opdracht om ons daartoe te verhouden.

De realiteit van het kwaad in de wereld en het geloof in het bestaan van God hoeven elkaar niet uit te sluiten, denk ik. Ons bestaan gaat heen en weer tussen die twee polen, van goed en kwaad. Wat geloof of God daaraan kan toevoegen is de belofte dat vrede en gerechtigheid eens voor de gehele schepping zal gelden, waardoor het kwaad in de wereld niet het laatste woord krijgt. Tot die tijd is het onze verantwoordelijkheid om waar mogelijk aan die gerechtigheid ons steentje bij te dragen. Wanneer wij getroffen worden door de onbedoelde of onverwachte of gerichte tegenslag, zullen wij telkens opnieuw of voor vuur moeten kiezen of voor water. De ene keer helpt het vuur je verder en de andere keer het water. Het is steeds een nieuwe afweging.

De verbijstering over het ongerijmde van het kwaad in onze wereld en de onrechtvaardigheid en grilligheid van het lot kan ook een aanzet zijn tot dieper nadenken. Mensen hebben immers verhalen nodig om dingen met elkaar te kunnen rijmen. Dan kan het gebeuren dat wij liever kiezen voor een ingenieuze rechtvaardiging van het kwaad of een zondebok aanwijzen en daarmee onze verantwoordelijkheid afschuiven. De verhalen kunnen met elkaar botsen en tot nog meer strijd leiden. Waar blijft dan de boodschap van een liefdevolle God?

Jakobus schreef zijn brief aan mensen die ervan overtuigd geraakt waren dat God hen in verzoeking bracht door hen uit te lokken tot zondig handelen. Jakobus draait het om, geen mens kan God in verzoeking brengen en God zal zelf ook niemand verleiden om tegen zijn of haar bestemming in te gaan. Verzoeking zou je kunnen vertalen als aantrekkingskracht van iets dat je eigenlijk niet zou willen hebben of doen. Het gaat verder dan verlangen of behoefte. Van mijn economielessen op de middelbare school heb ik onthouden dat ieder mens behoeften heeft die vervuld moeten worden. Eten, drinken en een veilige plek om te slapen, zijn basisbehoeften. Want als je geen behoeftes zou hebben, als je geen honger zou hebben, dan zou je nooit op zoek gaan naar eten en verhongeren. Wanneer de behoefte te sterk wordt en meer de vorm van begeerte aanneemt, een zo’n sterk verlangen ergens naar dat je door roeien en ruiten gaat om die behoefte te bevredigen, dan komen er problemen. Die situatie noemt Jakobus zonde. Zonde is dat verlangen, die begeerte, die de mens kan aanzetten om zich niet aan de wet van medemenselijkheid te houden.

Als Vrijzinnigen kunnen we ook al weinig met het begrip zonde en schaffen het woord het liefste af. Toch is het wezenlijk om een onderscheid te kunnen maken tussen het ene verlangen en het andere. Tussen de vrije wil en de verantwoordelijkheid voor de wereld om ons heen.

Zowel Jezus Sirach als Jakobus willen duidelijk maken dat je niet kan zeggen: ‘Het is Gods schuld wat mij overkomt, of God heeft mij ertoe uitgelokt om fouten te maken.’ Het leven is lang niet altijd makkelijk, en het stelt ons op de proef. Soms zelfs zozeer dat wij letterlijk genoodzaakt worden om te kiezen, voor leven of dood. Hoe ga je om met wat je overkomt? Sluit je de ogen en hoop je dat het overgaat of kijk je de situatie in de ogen, ook als het lastig is of pijn doet? Hopelijk kun je op zulke momenten ervaren dat je er niet alleen voor staat, ervaar je hoop of kracht. Met andere woorden laat niemand, hoe hard er ook aan hem of haar getrokken of geduwd wordt, zeggen: er wordt door God aan mij getrokken of geduwd. God heeft het donkere, de zwaarte in onze wereld niet gewild en het is er wel.

De dichter Esther Naomi Perquin schreef eens naar aanleiding van de vroegtijdige dood van het vriendinnetje van haar zoon in een column in Trouw: ‘met God heb ik een hele ambivalente relatie … Het punt blijft dat ik gewoon nooit van hem ben afgekomen. Hij is er voor mij altijd, er is altijd iemand die zegt: ik zie het.

Als ik er zo over praat, denk ik, wat een hyperpersoonlijk godje heb ik ervan gemaakt. Maar als ik het er met andere gelovigen over heb, dan merk ik dat ze allemaal zo’n soort aanwezigheid voelen.’

Het is lastig om ons geloof in een God, of het goede, te verbinden met de dagelijkse weerbarstige realiteit of om onze ratio te verzoenen met de gebrokenheid van ons bestaan. Terwijl mensen naar woorden zoeken om aan te geven waarin zij geloven, of dat nou God is, of Allah, of iets, kunnen intussen kleine dingen gaan opvallen. Kleine tekenen van hoop, een knipoog in het voorbij gaan, een mooie vlinder of de herfstkleuren aan de bomen, een stuk in de krant dat je raakt of muziek op de radio. Hoop en geloof hoeven niet groots en meeslepend te zijn. In hele kleine dingen kun je al troost ervaren. Door die ervaringen met elkaar te delen kunnen wij ruimte scheppen voor verdriet, voor de pijn van een ander, voor terechte of onterechte boosheid of gevoelens van eenzaamheid. Wanneer wij woorden kunnen vinden voor ons verlangen naar betekenis, of naar zingeving, maken we ruimte voor elkaars behoeftes. Maken wij ruimte voor het leven.

Amen

Back To Top
Zoeken