Ik houd van Gerrit Achterberg. Hij is zonder twijfel één van de belangrijkste dichters van de vorige eeuw (naast Nijhoff, A. Roland Holst, Gorter, Leopold, Marsman en Lucebert, om mijn andere favorieten te noemen). Uiteraard krijgt Achterberg in ‘de dikke Komrij’ 10 gedichten. Achterberg is gelauwerd, ontving onder andere de P.C. Hooftprijs en de Constantijn Huijgensprijs, hij is vertaald, er zijn studies over hem geschreven, en er ligt een vuistdikke biografie van Wim Hazeu, die ik zeer aanbeveel.
‘Ik houd van Achterberg’ (1905-1962), zo begon ik deze vrijplaats. Ik bedoel dit als volgt. Ik houd van de dichter Achterberg, niet van de persoon. Natuurlijk moet je de persoon van de kunstenaar onderscheiden van het kunstwerk. Dat valt echter vaak niet mee. Bij topauteurs als Louis Ferdinand Céline en Ernst Jünger, maar bij Achterberg is dit onderscheid bijzonder lastig. Immers, de rode lijn in zijn werk is de zoektocht naar een vermoorde vrouw. De mens Achterberg heeft in 1938 zijn hospita (een geliefde van Achterberg) vermoord, en haar dochter (ook zijn geliefde) verwond. Hij werd veroordeeld tot TBR, omdat men hem als psychopaat beoordeelde. Pas in 1956 is hij vrijgekomen uit de TBR. (Over Achterbergs leven verwijs ik naar de tekst op de site van de Koninklijke Bibliotheek van Dionne Staelens: https://collecties.kb.nl/nederlandse-poezie/historische-dichters/gerrit-achterberg-1905-1962/het-leven-van-gerrit-achterberg. (of liever: lees het artikel maar niet, want je wordt er niet vrolijk van). Ton Anbeek wijst er overigens op dat de thematiek van Achterberg al voorkomt in gedichten van vóór de moord.
In deze vrijplaats wil ik één gedicht bespreken, en wel ‘En Jezus schreef in het zand’. Dit gedicht uit 1947 maakt deel uit van de bundel met dezelfde titel. Achterberg kreeg er de P.C. Hooftprijs voor. Het is één van de gedichten waarin christelijke opvattingen naar voren komen. Achterberg groeide op in een gezin van de Gereformeerde Bond. Dat is een bevindelijke en ‘voorwerpelijke’ richting van het protestantisme, dat wil zeggen: sterk gevoelsmatig en gericht op schriftuitleg. Het woord is in deze richting in alle opzichten belangrijk, en dat zien we bij Achterberg terug (ook al heeft hij zich aan de Bond niet veel gelegen laten liggen in zijn verdere leven). Woorden betekenden alles voor hem.
Het gedicht:
Jezus schreef met Zijn vinger in het zand.
Hij bukte zich en schreef in ’t zand, wij weten
niet wat Hij schreef. Hij was het zelf vergeten,
verzonken in de woorden van Zijn hand.
De schriftgeleerden, die Hem aan de tand
hadden gevoeld over een vrouw, van hete
hartstochten naar een andere man bezeten,
de schriftgeleerden stonden aan de kant.
Zondig niet meer, zei Hij, Ik oordeel niet.
Ga heen en luister, luister naar het lied.
En Hij stond recht. De woorden lieten los
van hun figuur en brandden in de blos.
waarmee zij heenging, als een kind zo licht.
Zo geestelijk schreef Jezus Zijn gedicht.
Het gedicht is gebaseerd op een tekst uit de bijbel, namelijk Johannes 8:1-11. Het is het verhaal van de overspelige vrouw. Opmerkelijk is dat dit verhaal niet in alle Bijbels en commentaren op de Bijbel te vinden is. Ook in de kritische Griekse editie staat het tussen ‘bijbelhaken’. Het is volgens de Bijbelkenners een latere toevoeging (zie B.J. Lietaert Peerbolte).
De uitleg van de Bijbeltekst levert grote problemen op, niet in het minst vanwege het gebrek aan context. Ik zal op deze problemen hier niet ingaan. Het belangrijkste is dat Achterberg zijn gedicht naar aanleiding van deze tekst heeft geschreven, en er zijn eigen draai aan heeft gegeven.
Ik denk dat uit het gedicht een belangrijke opvatting van Achterberg spreekt over de aard van de woorden van Jezus. Het gaat hier om goddelijke woorden, dus woorden die heil aan een mens brengen. Je zou het ‘goddelijk spreken’ kunnen noemen. In dit spreken zet God de mens in de goede richting, en verandert God diens leven. De woorden hebben een hogere status dan woorden over wereldse zaken. Het zijn goddelijke woorden. Ze zijn een soort derde werkelijkheid, boven de werkelijkheden van fysieke en psychische zaken.
Analyse
We kunnen het gedicht qua inhoud in drieën indelen. In het eerste kwatrijn wordt de situatie geschetst, in het tweede worden de omstanders opgevoerd, en in de drie duetten volgt de kern en de oplossing van het probleem van de eerste twee kwatrijnen. In het eerste kwatrijn lezen wij dat Jezus schrijft met zijn vinger in het zand. Zand is geen bestendige stof, en Jezus zit in een ongemakkelijke houding. Wij – de dichter en de hoorders – van het gedicht, weten niet wat Jezus schrijft. Jezus zelf wel, maar hij is het onmiddellijk na het schrijven vergeten. Alleen het tegenwoordige kent hij. In het tweede kwatrijn zien we dat de omstanders toekijken, de vrouw staat daar als overspelige. In de drie duetten geeft Jezus een vermaning, maar oordeelt hij niet. Hij vraagt de vrouw te luisteren naar het lied, dus niet naar oordelende woorden. De woorden verliezen hun vorm, maar veroorzaken toch een verandering bij de vrouw. De woorden zijn goddelijk geworden, en zijn niet meer fysiek.
De kern van het gedicht is dat Jezus op een goddelijke wijze gesproken heeft. Zijn woorden zijn anders dan woorden van een normale menselijke communicatie. Wat overgekomen is bij de vrouw is niet iets fysieks: noch het materiële woord, noch het woord zoals geformuleerd door de spreker. Het is een onlichamelijk, onpsychisch woord. De woorden hebben een andere status gekregen. Bovendien veranderen de woorden van Jezus iets in die status: de vrouw kan verder. Het zijn dus een werkende woorden, geen woorden die een feitelijke situatie aangeven.
Een dergelijk gebruik van woorden kunnen wij vergelijken met een teksten als van een ambtenaar van de burgerlijke stand ‘ik verklaar u man en vrouw’. Dat lijkt een feitelijke mededeling, maar brengt in feite een nieuwe realiteit te weeg. Het is een ‘makend’, of: ‘veranderend’ woordgebruik. De overspelige vrouw is in een nieuwe toestand gekomen. Nog preciezer: de vrouw heeft een woord van God ontvangen. Jezus is ook zelf het Woord. Het is een soort goddelijk spreken.
Ik vermoed dat Achterberg op vergelijkbare wijze een gedicht opvat: een goed gedicht is een nieuwe realiteit, die mensen verandert. Kunst staat boven de materiële en psychische realiteit. Zie bij voorbeeld het gedicht Dichtkunst
De dikke dronken zwermen van gevoelen
krijgen bestel, wanneer ze in de taal
Op woorden samentrekken, die ze schaal
Geven, zodat ze tot kristal verkoelen.
Kunst is op deze wijze genezend. ik denk dat Achterberg poëzie op hetzelfde niveau plaatst als het goddelijk spreken. F. Sierksma noemt in een bundel Achterberg een ‘verdwaalde medicijnman’. De persoon Achterberg was zelf verdwaald, zeker psychisch, maar de dichter Achterberg geneest.
Over Achterberg is veel geschreven. De bloemlezing met inleiding door Paul Rodenko (een ten onrechte vergeten schrijver) is zeer aan te raden.
Vrijplaatsen zijn columns van Bert Bos die hij speciaal voor deze site schrijft. Prof.dr. Bert Bos is emeritus-hoogleraar filosofie van de middeleeuwen in Leiden, hij doceerde over Augustinus en Eckhart.
Literatuur:
Gerrit Achterberg, Verzamelde gedichten, Amsterdam (Querido), 1963 (31979).
Wim Hazeu. Gerrit Achterberg, een biografie, Amsterdam (De Arbeiderspers), 1988 (31989).
Voorbij de laatste stad. Een bloemlezing uit zijn gehele oeuvre samengesteld en ingeleid door Paul Rodenko, den Haag (Bakker / Damen), 1955 (31962).
Gerrit Komrij, De Nederlandse Poëzie van de 19e en 20ste eeuw in 1000 en enige gedichten, Amsterdam (Bakker), 1979.
Ton Anbeek, Geschiedenis van de Nederlandse literatuur, Amsterdam (De Arbeiderspers), 1885-1985.
B.J. Lietaert Peerbolte, ‘En Jezus schreef in het zand’, https://www.theologie.nl/artikelen/en-jezus-schreef-in-het-zand/
F. Sierksma, Commentaar op Achterberg, https://www.dbnl.org/tekst/sier005comm01_01/sier005comm01_01_0002.php
Gerrit Achterberg op video (Youtube): https://www.youtube.com/watch?v=LqC2yhb8vVE
Foto: Gerrit Achterberg tweede van links, achteraan. Verder: A. Roland Holst, Ed Hoornik, Paul Rodenko (links vooraan).